Mannen kunnen prostaatkanker vroeger laten opsporen
Driekwart van de mannen weet niet wat de symptomen van prostaatkanker zijn, terwijl de kans op genezing het grootste is als ze er snel bij zijn. Daarom vraagt Prostaatkankerstichting in november, de maand van de prostaatkanker, aandacht voor het vroeg opsporen van de ziekte.
Jaarlijks krijgen in Nederland zo’n 12.000 mannen de diagnose prostaatkanker. Er overlijden elk jaar maar liefst bijna 2.900 mannen aan de ziekte. Toch is het voor veel mannen moeilijk om over hun prostaat en prostaatkanker te praten. Er is nog veel onbekendheid. Ze denken dat het een oude mannenziekte is, terwijl alle mannen vanaf 50 jaar al een verhoogde kans hebben op prostaatkanker. Ook denken ze dat je op zijn minst plasklachten moet hebben voordat je naar de huisarts gaat. Maar prostaatkanker geeft geen klachten of pas in een latere fase, waardoor de ziekte met recht een sluipmoordenaar wordt genoemd.
Uit onderzoek van de Europese Vereniging van Urologie (EAU) uit 2018 onder 2500 mannen in 5 Europese landen bleek dat driekwart van de respondenten weinig weet over de symptomen van prostaatkanker. Slechts een op de vijf mannen (22 procent) weet waar de prostaat zich precies bevindt; bij vrouwen weet 28 procent dat. Ruim de helft van de mannen denkt dat ook vrouwen een prostaat hebben.
Volgens ProstaatkankerStichting.nl kan meer bekendheid en bewustwording vroege opsporing bevorderen, wat een betere kans op genezing geeft. Zo kan PSA-bloedonderzoek bij de huisarts uitwijzen of mannen een verhoogde kans op prostaatkanker hebben. PSA (Prostaat Specifiek Antigeen) is een eiwit in het bloed dat wordt aangemaakt in het klierweefsel van de prostaat. Een ‘zieke’ prostaat geeft meer PSA af in het bloed, dus kan een verhoogde PSA-waarde een belangrijke indicatie geven. Nader onderzoek moet uitwijzen of het kanker is of een prostaatontsteking of een goedaardige prostaatvergroting.
Hoe belangrijk vroege opsporing is, toont het verhaal van patiënt Berrie (57) aan. Hij is een van de mannen die graag beter was geïnformeerd over PSA en de mogelijkheid tot testen. Berrie kende het begrip PSA niet toen hij in 2014 naar de huisarts ging met een klacht. Hij werd weggestuurd met de mededeling dat het waarschijnlijk iets onschuldigs was. Anderhalf jaar later, nadat zijn beste vriend na zeven maanden ziekte op 56-jarige leeftijd overleed aan prostaatkanker, ging Berrie opnieuw naar de huisarts, want hij was er toch niet gerust op. Zijn PSA bleek verhoogd en de prostaatkanker was al uitgezaaid.
Huisartsen hebben volgens ProstaatKankerStichting.nl een belangrijke taak in de voorlichting aan patiënten. Er zitten namelijk voor- en nadelen aan deze vroege opsporing die de huisarts objectief kan toelichten, vóórdat de patiënt besluit tot wel of geen PSA-meting.
Huisartsen die huiverig zijn om zomaar een PSA-test af te nemen refereren vaak aan ‘overdiagnostiek’, ‘overbehandeling’ en ‘onnodige pijnlijke weefselprikken’ (biopten) bij een verhoogde PSA-waarde. Volgens de stichting zijn deze argumenten minder van toepassing als huisartsen een patiënt doorverwijzen naar een ziekenhuis waar een goede prostaat-MRI gemaakt kan worden, die door een ervaren prostaat-radioloog beoordeeld kan worden.
Uiteindelijk is het belangrijk dat elke man ervan op de hoogte is dat hij de huisarts om een PSA-test mag vragen en dat hij, volgens de richtlijn voor huisartsen, mits goed geïnformeerd, zélf kan beslissen of hij wel of geen PSA-test wil laten doen.
Dit is een artikel van de Prostaatkankerstichting. Meer lezen van deze stichting? Kijk op www.prostaatkankerstichting.nl.